Vlotten en Fluiten
In de 17e en 18e eeuw had Nederland een enorme behoefte aan hout, met name voor de bouw van handels- en oorlogsschepen. Het aanbod van binnenlands hout was echter beperkt. Via de uitgebreide handelsnetwerken werd hout geïmporteerd uit de Scandinavische landen, de Baltische staten en Polen, en uit Duitsland. Uit Noorwegen en Zweden werd veel dennen- en sparrenhout gehaald en uit de Baltische staten kwam veel eiken- en grenenhout. Uit Duitsland werd eikenhout van hoge kwaliteit gehaald. Zo kwam er geschikt hout beschikbaar voor rompen, masten, spanten en het binnenwerk van de te bouwen schepen.
De stammen uit Noord-Europa werden naar Nederland vervoerd op grote schepen die speciaal waren ontworpen voor het transport van zware ladingen. Deze fluitschepen hadden een smalle bovenbouw en een brede romp en konden toe met een relatief kleine bemanning. Voordat de stammen in de schepen werden geladen, waren de takken verwijderd en de stammen ontschorst. Daarna werden de stammen naar de rivieren gesleept en samengebonden in vlotten. De vlotten werden vervolgens stroomafwaarts naar havens als Gdansk (Danzig) gevaren en in de Nederlandse fluitschepen geladen.
Het hout uit Duitsland werd over de Rijn naar Nederland vervoerd. De stammen werden gekapt in het Zwarte Woud en de bovenloop van zijrivieren als de Main. Via de zijrivieren van de Rijn werd het hout in kleinere vlotten naar de hoofdstroom gebracht. Daar werden alle vlotten aan elkaar gebonden tot reusachtige houtvlotten van vele duizenden stammen. De vlotters voeren die reusachtige gevaarten daarna de Rijn af naar Rotterdam of Dordrecht. De Duitse vlotters waren echte vaklui. Dat moest ook wel om een vlot van enkele honderden meters lang onbeschadigd over de rivier te varen. Op de lange reis werden hutten en tenten op de vlotten geplaatst om de vlotters te beschermen tegen slecht weer. Eenmaal in Dordrecht of Rotterdam werden de vlotten in kleinere eenheden ontbonden die naar de houtzaagmolens werden gesleept.
Zo werd ook het hout voor de Salamander via vlotten naar de molen gebracht. Waarschijnlijk voortgetrokken door paarden over de jaagpaden langs de Vliet. Misschien ook ondersteund door roeiers. Er zijn nog foto´s van vlotten die door de sluis van Leidschendam worden gemanoeuvreerd. Tegenwoordig worden de stammen per vrachtauto of trekker naar de Salamander gebracht. Minder romantisch, maar wel zo efficiënt.